Trouwen met hindernissen
Op een ochtend word ik gebeld door een oudere heer: ‘mevrouw, ik ben op zoek naar iemand die een huwelijk kan sluiten zonder verder iets toe te voegen, kunt u dat?’ Ik antwoord dat ik dat uiteraard kan verzorgen en informeer of de heer zelf in de echt verbonden wil worden. En jawel, de trouwdatum van deze heer en ‘zijn vrouw’ is een weekje of zes later gepland, op een vrijdagmiddag in het stadhuis.
We spreken af, dat ik nog even bel na de huwelijksaangifte want dan is pas duidelijk wie het bruidspaar zal vragen om te getuigen bij het huwelijk. De eerste poging tot contact mislukt, want het paar staat startklaar om van huis te vertrekken en heeft eigenlijk geen gelegenheid om even met me te spreken. Geen nood, ik bel de volgende dag met veel plezier weer even terug op het aangegeven tijdstip.
Ook dan bel ik bij nader inzien toch wat ongelegen, want het eten staat zojuist op tafel. De aanstaande bruid belt me gelukkig een uurtje later zelf terug, zodat we nog even kort kunnen bespreken wie er te gast zullen zijn bij de huwelijkssluiting. Tijdens het telefoongesprek wijs ik de aanstaande bruid nog op de mogelijkheid om elkaar toe te spreken tijdens de ceremonie. Wellicht is het leuk om in eigen woorden te vertellen waarom de ander zo onmisbaar is, alvorens wordt beloofd om de rest van het leven met elkaar te delen. Of misschien vinden de getuigen het fijn om een kort woordje tot het bruidspaar te richten, het is immers toch heel bijzonder om voor deze eervolle taak te worden gevraagd.
Maar de bruid verkiest toch een ceremonie in stilte en dat respecteer ik. Zekerheidshalve geef ik nog aan dat een heel kort welkomstwoord van mij, gevolgd door het ja-woord en het ondertekenen van de huwelijksakte slechts tien minuten tijd in beslag zal nemen. Ze vraagt me of ik het vervelend vind om op deze manier een huwelijk te sluiten, maar ik verzeker haar dat ik het met veel plezier zal verrichten. Ik wil natuurlijk graag aan de wens van het bruidspaar tegemoet komen, het is tenslotte hun trouwdag en die moet verlopen zoals zij dat wensen!
Bij de gemeente blijkt dan per abuis een dubbele afspraak te zijn gemaakt voor een huwelijk op dat tijdstip in het stadhuis. Gelukkig heeft ‘mijn’ bruidspaar aangegeven geen gebruik te willen maken van de trouwzaal. Dus de Fractiekamer wordt gereserveerd, een ruime kamer voorzien van een ovale tafel mèt vensters die uitzicht bieden op de straat. Ik arriveer die middag in mijn groene bolide, aangezien mij is verzocht mijn eigen toga mee te nemen. De gemeentetoga wordt immers gebruikt door een collega in de trouwzaal. De bode brengt de trouwzaal in gereedheid, dus ik besluit zelf de huwelijksakten op te halen en me alvast te installeren in de Fractiekamer. Van huis heb ik een groot hart van leisteen meegenomen, die ik op de tafel leg met een mooi gekleurd lint erom gewikkeld. Op het lint leg ik twee kleine harten van hetzelfde materiaal. Dan ziet het toch een beetje romantisch uit. Maar nu de huwelijksakten … waar zijn die gebleven? Niet in de kast van de Ondertrouwkamer, waar ze normaliter zijn opgeborgen.
De tijd dringt, dus ik informeer bij de bode en de receptioniste of zij de akten wellicht elders hebben klaar gelegd. Onvindbaar…dus er zit niets anders op dan een collega van Publiekszaken te bellen. Ze is gelukkig bereikbaar en schrikt hoorbaar van mijn relaas. ‘Ohoh, we hebben de akte niet uit de kluis gehaald’ biecht ze me op. ‘Ik bel een collega die dichtbij woont èn de sleutel van de kluis heeft!’ zegt ze en verbreekt gehaast de verbinding.
Inmiddels zijn bruidspaar en getuigen in de hal van het stadhuis verschenen en ga ik ze voor naar de Fractiekamer. Via een omweggetje door de Ondertrouwkamer, want ik kan de deuren niet openen die rechtstreeks naar de Fractiekamer leiden. Om wat tijd te winnen vraag ik of ik iets te drinken aan kan bieden. Thee in een kartonnen bekertjes, want ik heb ook geen sleutels van de kastjes waarin glazen staan en er is op vrijdagmiddag helaas niemand die me kan helpen. De bode is inmiddels met mijn collega en hun bruidspaar in de Trouwzaal verdwenen.
Dan toch maar even een praatje over koetjes en kalfjes, ook daarmee verstrijken weer wat minuten. Maar dan kijken ze me allemaal toch verwachtingsvol aan. Het bloed stijgt naar mijn wangen als ik meld dat de akten zich nog in de kluis bevinden. Gelukkig kunnen ze er hartelijk om lachen en kletsen vrolijk verder in afwachting van de reddende engel van Publiekszaken.
Vijf minuutjes later vraag ik hen het ja-woord en tekenen we allemaal alsnog de huwelijksakten.
De kleine hartjes op de tafel vinden ze mooi, dus die geef ik hen als aandenken mee. ‘Zelf gemaakt?’ vraagt de heer mij bewonderend. Ik weet dat hij een bekend kunstenaar is en voel me toch een beetje in verlegenheid gebracht. Ik heb thuis namelijk een pot vol met die stenen hartjes … decoratiestenen van het warenhuis!